God was in Christus de wereld met zich zelven verzoenende en de mensen tot zich trekkende. Maar vele harten verzetten zich tegen de werkingen des Geesten. God trekt de mensen hemelwaarts, en de duivel trekt hen hellevaart. De Heer gaf Johannes te schrijven aan de gemeenten. Zijne pen bewoog zich snel. En aan het einde liet de Heer hem schrijven: De Geest en de bruid zeg gen: Kom; en die het hoort, zegge: Kom."
Maar omdat er doven zouden zijn, werd erbij gezet: "En die dorst heeft, kome," en alsof dit nog niet ruim genoeg ware, komt er achteraan: "En die wil, neme van het water des even om niet." Wat kunt gij meer hebben dan dat? En het Boek is daarmede als het ware verzegeld. Het is de laatste uitnodiging in den Bijbel. "Die wil, neme het water des levens om niet."
Gij zijt dorstig. Gij verlangt naar water. Ik houd u een glas voor en zeg: "neem dat." Nu moet gij uwe hand ernaar uitsteken, maar niet zeg gen: Als het beschikt is dat ik het zal hebben, behoef ik er geen moeite voor te doen;" want dan zult ge het nimmer krijgen. En als gij ooit de zaligheid zult deelachtig worden, moet gij uwe hand ernaar uitsteken en haar aannemen. "Ik zal den beker der verlossingen opnemen, en den Naam des Heeren aanroepen." Wilt gij de zaligheid nu aannemen? Het is eenvoudig genoeg. "De bezoldig der zonde is de dood, maar de genadegiften Gods is het eeuwige leven."